Privaatrecht – Lindenbaum/Cohen ECLI:NL:HR:1919:AG1776

  • Datum: 31 januari 1919

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Privaatrecht

  • Wetsartikelen: 6:162 Bw

Casus

Cohen verwierf door het omkopen van een medewerker van zijn concurrent Lindenbaum bedrijfsgeheimen van Lindenbaum. Hierdoor was Cohen Lindenbaum steeds net een stapje voor en leed hij winst en Lindenbaum verlies. Volgens Lindenbaum had Cohen een onrechtmatige daad gepleegd.

Rechtsvraag

Had Cohen een onrechtmatige daad gepleegd in de zin van art. 6:162 BW?

Overweging

De Hoge Raad had eerder al geoordeeld dat onder een onrechtmatige daad verstaan moet worden een handelen of nalaten dat inbreuk maakt op andermans recht of strijdig is met de rechtsplicht van de dader. In dit arrest voegde de Hoge Raad nog een derde vorm toe: het handelen of nalaten dat strijdig is met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Cohen had inderdaad een onrechtmatige daad gepleegd.

Rechtsregel

Onder een onrechtmatige daad valt tevens handelen of nalaten in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt.