Strafrecht – Colloza tegen Italië, NJ 1986 685
Datum: 12 februari 1985
Rechtbankniveau: EHRM
Rechtsgebied: Strafrecht
Wetsartikelen: Art. 6 EVRM
Casus
Tegen Colozza was aangifte gedaan bij het OM in Rome vanwege fraude. Hij woonde niet meer op zijn laatst bekende adres en ook zijn nieuwe adres was onbekend. Hierdoor heeft de politie hem niet meer kunnen ondervragen. Hierop volgt een gerechtelijke kennisgeving om hem op de hoogte te stellen van de strafrechtelijke vervolging die jegens hem wordt gedaan. Colozza blijft onvindbaar, maar de vervolging wordt voortgezet. Inmiddels wordt Colozza beschouwd als iemand die zich opzettelijk aan de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk bevel onttrekt. Uiteindelijk wordt hij gearresteerd en veroordeeld. Colozza aarzelt niet en tekent direct verzet aan. Hij vindt dat ten onrechte is verklaard dat hij zich opzettelijk aan de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk bevel heeft onttrokken. Zijn adres was volgens hem namelijk wel degelijk bekend bij de politie. Nu was hij veroordeeld zonder dat hij zelf bij de beoordeling van zijn zaak aanwezig kon zijn. Bovendien werd zijn aangetekende verzet ook nog niet-ontvankelijk verklaard wegens het verstrijken van de termijn. Hier is Colozza het niet mee eens en stapt naar het EHRM. Volgens Colozza geeft art. 6 EVRM hem namelijk het recht om bij de berechting van zijn zaak aanwezig te zijn. Nu dit niet het geval is geweest en zijn verzet niet-ontvankelijk is verklaard, heeft hij geen fair trial als bedoeld in art. 6 EVRM gehad. Over deze vraag buigt het EHRM zich.
Rechtsvraag
Geeft art. 6 EVRM aan de verdachte het recht om deel te nemen aan het onderzoek ter terechtzitting betreffende zijn zaak?
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Het EHRM overweegt dat, ondanks het feit dat het niet letterlijk uit het artikel is af te leiden, art. 6 EVRM een recht bevat voor de verdachte om deel te nemen aan de behandeling van zijn zaak. Bepaalt het nationale recht van een staat dat er ook een proces kan worden gevoerd in de afwezigheid van de verdachte, dan betekent dit niet per direct dat er sprake is van schending van art. 6 EVRM. De staat dient dan echter wel aan de verdachte de gelegenheid te bieden om de tegen hem ingebrachte beschuldiging opnieuw door een onafhankelijke rechter te laten beoordelen, waar de verdachte ook het recht heeft om door deze rechter te worden gehoord. In casu oordeelt het Hof dat de Italiaanse verzetprocedure niet voldoet aan de eisen die worden gesteld door art. 6 EVRM. In deze verzetprocedure blijkt dat de rechter alleen onder bijzondere omstandigheden de gegrondheid van een zaak mag onderzoeken, terwijl de bewijslast op de verdachte ligt om aan te tonen dat hij zich niet opzettelijk aan de tenuitvoerlegging van het gerechtelijk bevel onttrekt. Er kan daarom niet worden gesproken van een fair trial in de zin van art. 6 EVRM.