Strafrecht – Spreekrecht en bewijsrecht, NJ 2011, 558

  • Datum: 11 oktober 2011

  • Rechtbankniveau: Hoge Raad

  • Rechtsgebied: Strafrecht

  • Wetsartikelen: /

Casus

In deze zaak werd een schriftelijke slachtofferverklaring gebruikt als bewijsmiddel om de verdachte te veroordelen voor lichamelijke mishandeling. In deze schriftelijke slachtoffer verklaring werd verklaard dat verdachte het slachtoffer met twee benen tegen zijn heupen had getrapt, waardoor het slachtoffer zijn linkerheup zou hebben gebroken. Deze verklaring van het slachtoffer was voor het Hof de reden om verdachte te veroordelen wegens het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte is het niet eens met het feit dat de schriftelijke slachtofferverklaring gebruikt is als bewijsmiddel in zijn zaak. Het slachtoffer is volgens de verdediging alleen bevoegd om een mondelinge verklaring af te leggen ter terechtzitting. De schriftelijke slachtofferverklaring had niet als bewijsmiddel mogen worden gebruikt. Het slachtoffer vindt daarentegen dat dit onderdeel is van het spreekrecht dat het slachtoffer heeft in het kader van art. 51b lid 2 Sv.

Rechtsvraag

Mag een schriftelijke slachtofferverklaring worden gebruikt als bewijsmiddel en maakt dit onderdeel uit van het spreekrecht van het slachtoffer als bedoeld in art. 51b lid 2 Sv?

Lagere rechters

Zowel door de rechtbank als door het Hof is verdachte veroordeeld wegens het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door het opzettelijk met twee voeten tegen de heup van het slachtoffer aan te springen. Het middel bij de Hoge Raad klaagt erover dat er ten onrechte een schriftelijke slachtofferverklaring als bewijsmiddel is gebezigd.

Hoge Raad

De Hoge Raad overweegt dat er ten tijde van de behandeling van de zaak door het Hof het slachtoffer was aan te merken als slachtoffer van het delict dat werd gepleegd en daarom ook bevoegd was om een mondelinge verklaring af te leggen over de gevolgen die het tenlastegelegde feit bij hem teweeg hebben gebracht. Deze bevoegdheid heeft het slachtoffer op grond van art. 51e Sv. Hierbij moet voor ogen worden gehouden dat dit niet betekent dat het slachtoffer ook als getuige in de betreffende zaak kan optreden of dat zijn verklaringen gebruikt kunnen worden als bewijs van het tenlastegelegde. Dit laat echter onverlet dat een schriftelijke slachtofferverklaring als bewijsmiddel kan worden gebezigd, mits deze voldoet aan de geldende bewijsvoorschriften. Het maakt hiervoor geen verschil dat het slachtoffer gebruik heeft gemaakt van zijn spreekrecht, of dat het slachtoffer het OM kan verzoeken om documenten, zoals een slachtofferverklaring, aan het dossier toe te voegen die door het slachtoffer relevant worden geacht voor de beoordeling van de zaak. Volgens de Hoge Raad stond het het Hof vrij om de schriftelijke slachtofferverklaring als bewijsmiddel te bezigen. Het middel faalt daarom dus ook.