Strafrecht – Half-gemachtigde raadsman, NJ 2003, 723
Datum: 8 april 2003
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Strafrecht
Wetsartikelen: Art. 10a Opiumwet
Casus
In deze zaak is er sprake van een verdachte die wordt vervolgd wegens verdenking van overtreding van de Opiumwet of het behulpzaam zijn daarbij. In eerste aanleg werd de verdachte vervolgd ter zake van het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. De verdachte had vervolgens zijn raadsman uitdrukkelijk gemachtigd om appel in te stellen tegen deze beslissing. De machtiging van de raadsman strekte tot hier en niet verder. De raadsman gaf gehoor aan deze machtiging en stelde hoger beroep in bij het gerechtshof. De verdachte had zijn raadsman echter niet gemachtigd tot het voeren van de verdediging, maar slechts tot het instellen van hoger beroep. Toch voerde de raadsman de verdediging. Het OM klaagde hier vervolgens over bij de Hoge Raad.
Rechtsvraag
Mag de raadsman die wel uitdrukkelijk gemachtigd is om hoger beroep in te stellen ook de verdediging voeren, ook al is hij voor dit laatste niet uitdrukkelijk gemachtigd?
Lagere rechters
In eerste aanleg is verdachte veroordeeld voor het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in art. 10a van de Opiumwet. Vervolgens is er hoger beroep ingesteld waar blijkt dat er onduidelijkheid is over de vraag of de raadsman nu wel of geen verdediging mag voeren aangezien hij door de verdachte hier niet uitdrukkelijk toe gemachtigd is. Met deze vraag komt de zaak bij de Hoge Raad.
Hoge Raad
De Hoge Raad overweegt dat de raadsman tot het voeren van de verdediging gerechtigd is als de verdachte hem daartoe uitdrukkelijk gemachtigd heeft. Als dit het geval is heeft de raadsman alle hem bij wet toegekende rechten en bevoegdheden in het kader van de verdediging. Zodra er geen sprake is van een uitdrukkelijke machtiging door de verdachte beschikt de raadsman niet over deze rechten. Hij mag dan niet de verdediging voeren in het geding. Hem staat dan alleen vrij een toelichting te geven over de afwezigheid van de verdachte of het eventuele verzoek om aanhouding van de zaak. De verdediging mag als een machtiging van de verdachte ontbreekt naar het wettelijke systeem niet gevoerd worden. In dit geval zal er verstek aan de verdachte wordt verleend zoals in deze casus uiteindelijk dus ook werd gedaan.