Privaatrecht – Omkeringsregel bij productaansprakelijkheid ECLI:NL:HR:2020:27)
Datum: 10 januari 2020
Rechtbankniveau: Hoge Raad
Rechtsgebied: Privaatrecht
Wetsartikelen: /
Casus
ATF heeft een soldeermachine geproduceerd en in het verkeer gebracht door middel van verkoop aan een Nederlands bedrijf. Engineering B.V. heeft de machine gekocht. Engineering B.V. heeft de machine aan een derde (A) verkocht en daar geïnstalleerd. Er bleek iets mis te zijn met de machine waardoor de machine in de brand vloog. Hierdoor is de bedrijfsruimte en de daaraan verbonden woning van A verbrand. De opstalverzekering van A, Reaal, heeft de schade vergoed aan A. Reaal wil de schade verhalen op ATF.
Rechtsvraag
Had in dit geval de omkeringsregel toegepast moeten worden voor het leveren van bewijs?
Lagere rechters
De rechtbank heeft de vordering van Reaal afgewezen. Ook het hof wijst na verschillende tussenuitspraken, de vordering van Reaal af.
Hoge Raad
Voor toepassing van de omkeringsregel is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad vereist dat een gedraging heeft plaatsgevonden die in strijd is met een norm die strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, en dat degene die zich op schending van deze norm beroept, ook bij betwisting aannemelijk heeft gemaakt dat in het concrete geval het (specifieke) gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt. Op grond van de geldende veiligheidsvoorschriften krachtens de Machinerichtlijn (98/37/EG) en de ATEX-richtlijn (94/9/EG) moeten de verwarmingselementen van een soldeermachine zijn afgeschermd tegen brandbare dampen. Deze norm strekt specifiek ertoe bescherming te bieden tegen het gevaar van een interne ontploffing. Dat gevaar heeft zich verwezenlijkt. Bij die stand van zaken had het hof, als er nog onzekerheid bestond over het conditio sine qua non-verband tussen de schending van de norm en de schade, de omkeringsregel dienen toe te passen.